zondag 28 november 2010

Adriaen van der Straeten studeerde in Freiburg

Freiburg im Breisgau, 1565 mei 16

In een bijdrage van februari verhaalde ik van de lotgevallen van Adriaen van der Straeten uit Brugge. In het Album Studiosorum van de Universiteit van Freiburg staat op 16 mei 1565 de volgende inschrijving:

ADRIANUS VANDERSTRATEN, Flander Burgensis dioe. Relegatus

(Afb.: Zegel Universiteit van Freiburg)

Dus: Adriaen vander Straten, uit Vlaanderen, Brugge.
Het “Relegatus” is iets minder duidelijk. Bij alle andere inschrijvingen wordt het onderscheid gemaakt tussen enerzijds “laïcus” en anderzijds “clericus”. Leek versus priester. Slechts bij een handvol van de vele honderden inschrijvingen staat “relegatus” of “laïcus relegatus”. Ik interpreteer het als “gedegradeerde” c.q. “uitgetreden priester”.

Van Adriaen is bekend dat hij later in zijn leven protestant werd, maar dat deze bekering zich stapsgewijs voltrok. Ik acht een volgende carrière heel goed mogelijk:
  • kind uit goed katholiek gezin; 
  • student te Leuven in 1558; 
  • dichter te Neurenberg, priester (?); 
  • uittreden (?) en verder studeren in Freiburg (1565); 
  • maatschappelijke carrière in Brugse Vrije / Damme (1570-1586); 
  • bekering tot protestantisme  / aansluiting bij Willem van Oranje; 
  • vlucht naar Sluis (1586).

Nu moet ik er nog achter zien te komen wat Adriaen precies heeft gedaan in Neurenberg, of en waar hij priester is geweest en waar Adriaen na zijn vlucht naar Sluis in 1586 naar toe is gegaan.

Bron:
Die Matrikel der Universität Freiburg im Breisgau von 1460-1656, Freiburg 1907 / http://www.archive.org/details/diematrikelderu00breigoog

zondag 31 oktober 2010

Belgische geheime dienst op zoek naar Strattmann

Uit de memoires van de voormalige Belgische premier Gaston Eyskens (1905-1988):
Door mijn belangstelling voor internationale problemen kwam ik in mijn studententijd ook in contact met de Belgische Vereniging voor Volkenbond en Wereldvrede. Die organisatie streefde de bevordering na van de vredesgedachte en de internationale samenwerking door het organiseren van congressen, lezingen en andere manifestaties. Door deel te nemen aan haar activiteiten leerde ik onder andere Paul Struye, Henri Rolin en Georges Aronstein kennen, die deel uitmaakten van de nationale leiding.
Albert-Edouard Janssen, een van mijn professoren aan de universiteit, was de nationale voorzitter van de Belgische Vereniging voor Volkenbond en Wereldvrede. Op zijn aandringen stichtte ik samen met enkele vrienden in 1929, bij het begin van het academiejaar, aan de Leuvense universiteit De Vereniging voor Volkenbond en Wereldvrede der Vlaamse Studenten, waarvan Michiel Vandekerckhove de eerste voorzitter werd. Met een ploeg enthousiaste medewerkers, van wie ik zeker Alfons Vranckx en Gerard Walschap moet vermelden, organiseerden wij voornamelijk voordrachten over internationale problemen. Eén daarvan veroorzaakte ten gevolge van het onbeholpen optreden van de Belgische Staatsveiligheid heel wat opschudding, zodanig zelfs dat ze aanleiding gaf tot interpellaties in het parlement en tot diplomatieke verwikkelingen. Het betrof een vergadering die gepland was voor 11 januari 1932 en waarop twee dominicanen, de Nederlander J.B. Kors, hoogleraar aan de Rooms-Katholieke Universiteit te Nijmegen, en de Duitser doctor S. Strattmann het woord zouden voeren over de vredesproblematiek. Dat was echter niet naar de zin van enkele Waalse studenten- en oud-strijdersorganisaties, die het gedaan kregen dat de burgemeester van Leuven en de procureur des Konings de vergadering verboden. Bovendien hield de Staatsveiligheid pater Kors aan de Belgisch-Nederlandse grens te Essen tegen en ontzegde ze hem, zonder enige reden, de toegang tot ons land. Drie dagen lang zocht de Staatsveiligheid naar doctor Strattman die hier op doorreis was. Ze hield twee andere dominicanen aan die ten onrechte voor doctor Strattmann werden aangezien. Ten slotte vond ze hem waarna hij ons land werd uitgezet.
Bron: citaat uit Gaston Eyskens, De memoires (red. Jozef Smits). Lannoo, Tielt 1993 (derde druk), pag. 29

Graag zou ik iets meer te weten komen over de dominicaan "Doctor S. Strattman". Mogelijk handelt het hier om Franziskus Maria Stratmann (1883-1971), een Duitse nogal radicaal pascifistische dominicaan die op 5 juli 1933 op verdenking van landverraad door de nazi's gevangen werd genomen. Vrienden wisten de zogenaamde "Schutzhaft" om te laten zetten in kloosterlijk huisarrest en Strattman werd van daaruit naar Rome overgeplaatst. Hij was begin jaren dertig een eenling en zijn vooruitziend commentaar op de politieke ontwikkelingen in Duitsland werd in eigen kring niet serieus genomen.

Franziskus Stratmann, juli 1938

Bronnen: 
- Die deutschen Dominikaner im "Dritten Reich" , von P. Dr. Paulus Engelhardt OP und P. Dr. Willehad Paul Eckert OP.  
- Zie ook Wikipedia
- Zie ook Biographisch-Bibliographisches Kirchenlexikon

zondag 5 september 2010

Teuntje Straetmans, bigamiste

Nieuwe Wereld, 17e eeuw

Teuntje Straetmans (1616-1662) had een turbulent leven dat illustratief is voor het wedervaren van Nederlanders in de Nieuwe Wereld in de 17e eeuw, en dan met name voor de lotgevallen van de vrouwen onder hen. Teuntje werd vermoedelijk rond 1616 geboren in Culemborg en zou vier keer trouwen. Met haar eerste echtgenoot Jan Meyerinck (soldaat) vinden we haar halverwege de jaren dertig terug in Nieuw Holland, in het noorden van Brazilië. Op 1 november 1637 werd zoon Mauritsje gedoopt in Cobadelo, waarbij Gouverneur Johan Maurits van Nassau (1604-1679) optrad als getuige. Deze Maurits zou later in 1647 door Frederik Willem I van Pruisen (1620-1688) worden benoemd tot Stadhouder van Kleef en kreeg daar de bijnaam "der Brazilianer". In Brazilië wordt hij nog steeds geëerd vanwege zijn (relatief)  humane bestuur.
Rond 1648 trouwde Teuntje na het overlijden van haar eerste man  met Georg Haff, trompetblazer in dienst van de VOC, en rond 1653 voor de derde keer met Tieneman Jacobsen die kleermaker was. Toen bleek dat de Nederlanders het in hun strijd tegen de Portugezen in Brazilië niet konden bolwerken vluchtten de Nederlandse ingezetenen van Nieuw Holland naar het Caraïbisch gebied en Nieuw Amsterdam. Teuntje en Tieneman vluchten naar Guadeloup waar ca. 1654 een dochter Anna werd geboren. Teuntje reisde in 1655 met dochter, maar zonder echtgenoot, door naar Nieuw Amsterdam. Daar liet zij in 1657 haar man Tieneman dood verklaren en hertrouwde ze met toestemming van Gouverneur Peter Stuyvesant (1611?-1672) met Gabriel Corbesij. Na Teuntjes overlijden in 1662 bleek Tieneman helemaal niet dood te zijn maar als kleermaker te Jamaica te leven en kwam aan het licht dat Teuntje een bigamiste was.


Bronnen:
-http://nl.wikipedia.org/wiki/Johan_Maurits_van_Nassau-Siegen
-Holger Kürbis, Johann Moritz von Nassau-Siegen, Erfurt 2005
-http://nl.wikipedia.org/wiki/Peter_Stuyvesant
-http://www.inghist.nl/Onderzoek/Projecten/DVN/lemmata/data/Straetmans (Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland)
-Annette M. Cramer van den Bogaart, ‘The life of Teuntje Straatmans: a Dutch woman’s travels in the seventeenth century Atlantic world’, Long Island Historical Journal 15 (2003) 35-53

woensdag 28 april 2010

Niet de zoon maar de vader ...

Brugge, 18 januari 1490 

In de vorige bijdrage vond ik Hendrick van der Straeten  in het gezelschap van zijn veronderstelde zwager Jacob de Witte, beiden goudsmid. Alle gegevens passen mooi op de genealogie uit de Collectie Snouckaert van Schauburg die de aanleiding vormde voor de Brugse zoektocht. En dus interpreteerde ik Hendrick als de man die gehuwd was met Josine Stockmans en een neef was van Jan van der Straeten.

Ik heb echter al vaker gemerkt dat bij genealogisch onderzoek de werkelijkheid toch weer net even anders is dan de eerste (voor de hand liggende) conclusie doet vermoeden.  Zo ook deze keer.

Ik vond namelijk een passage uit het Parchiminen boeck van de Sint Walburgiskerk te Brugge waarin onze Hendrick de goudsmid figureert. Daarin is sprake van de stichting van een vicariaat op 18 januari 1490:
Henderyck van der Straete, f' Hermans den goudt smedt, ende joffrauwe Catheline, syne wettelycke gheselnede, Jacobs doghtere van Waverant, hebben op 18 van Lauw maent 1490 aen d'heeren van het commun gegeven L. 206. 0. 0 grooten, met last eene daghelycksche eerste misse aen Sinte Nicolayes autaer ........ ende van een eeuwigh jaerghetyde met drye lessen ende distribulien van 32 proven, elck prove van 5 grooten in broodt ende toespyse.
We mogen aannemen dat dit dezelfde Hendrick de goudsmid is die op 6 december van dat zelfde jaar "buiten de vrede werd gehouden" en serieus voor zijn leven moest vrezen. Deze Hendrick was echter getrouwd met Catheline Waverant (Waverans), en laat dat nu volgens de genealogie uit de Collectie Snouckaert de ouders van de Hendrick zijn de getrouwd was met Josine Stockmans.
Kortom, ik zat bijna goed maar er toch naast. Hendrick de Goudsmid was niet de neef maar de oom van Jan van der Straeten.









In dezelfde bron waaruit deze passage over het vicariaat stamt vond ik ook gegevens die de gedachte ondersteunen dat Hendrick ná 6 december 1490 wijselijk de benen had genomen:
Men bevindt aldaer (noot RS: in het Parchiminen boeck) nogh eene sententie van den officiael in daeten 23 September 1517, waerby de capellaenen ghedwongen worden van de voorseyde jaerghetyde ende missen te doen exonoreren ende de fondatie te bringhen, ten versoecke van de bloedtvrienden van den voornoemden van der Straete, die heesch hadden gemackt jeghens d'heeren van het commun ter oorsaecke dat sy nochte jaarghetyde nochte missen en deden omdat de rente gherembourseert was
Met andere woorden: Hendrick betaalde in januari 1490 een flinke som geld opdat voor hem en zijn vrouw dagelijks een mis werd gelezen. Maar daarmee waren de priesters kennelijk gestopt. Eerst in 1517 trokken er verwanten van Hendrick aan de bel en eisten dat het opdragen van de missen hernomen werd.
Deze gang van zaken is volstrekt logisch wanneer je aanneemt dat Hendrick in december 1490 gevlucht was naar Doesburg en pas jaren later nakomelingen van hem weer naar Brugge kwamen om zich daar te vestigen en vervolgens de geestelijken op de vingers tikten wegens hun verzuim.

Bron: 
Inscriptions funéraires & monumentales de la Flandre Occidentale, 1 deel 3, door C. Gaillard, Brugge 1867, pag. 150

vrijdag 12 maart 2010

Hendrik van der Straeten als opstandeling

Brugge, 6 december 1490

In 1488 kwamen de Vlaamse steden, in hun streven naar meer autonomie, in opstand tegen Maximiliaan I. De keizer van het Heilige Roomse Rijk was als regent voor zijn minderjarige zoon Filips (de Schone) de feitelijke heerser over de Bourgondische Nederlanden na het overlijden van zijn vrouw Maria van Bourgondië.
Na de opstand viel Brugge in november 1490 weer in de handen van Maximiliaan. Na onderhandelingen werd er een vrede gesloten en herauten lazen op 6 december 1490 het vredestraktaat voor. Enige tientallen burgers werd buiten de Peys gesloten. Hun namen werden eveneens omgeroepen vanaf de Halle. Met die vooraanstaande Brugse opstandelingen had Maximiliaan dus nog een appeltje te schillen. Daaronder Hendrick vander Straete en Jan de Witte, die worden genoemd als goudsmeden.
Van de buitengeslotenen  werden op 18 december 1490 veertien personen onthalsd. Daaronder Jacob de Witte. Hun hoofden werden op de Halle aan de zijde van de markt tentoongesteld, hun lichamen op raderen buiten de Gentse Poort gelegd. Met uitzondering van Jacob de Witte, Jacob de Clerck en Hans Lieventeers, die door vrienden in ruil voor losgeld konden worden begraven.

Zo vind je, naar het zich laat aanzien, twee van de gezochte verwanten van Jan van der Straeten in één passage. Bij deze Hendrik vander Straete gaat het dan waarschijnlijk om de gezochte neef van Jan. En mede-goudsmid Jan de Witte is dan Hendriks zwager, de echtgenoot van Jan's nicht Elisabeth van der Straeten. De onthoofde Jacob zou een familielid van Jan de Witte kunnen zijn.

Leuk is dat we ook meteen het beroep van Hendrik van der Straeten en Jan de Witte weten. Het beroep goudsmid past natuurlijk naadloos bij dat van diamantslijper, het beroep van Jan van der Straeten. Het doet vermoeden dat er sprake is van iets van een familietraditie op het gebied van edelsmeden en juwelen. En dat zulke specialistische ambachtslieden vaak binnen de gildeomgeving trouwden is een bekend patroon.

Hoewel het in eerste instantie nogal bijzonder lijkt dat inwoners van Doesburg naar Brugge togen om daar goudsmid en diamantslijper te worden blijkt dat niet eens zo uitzonderlijk. In een, met nadruk als verre van compleet omschreven, lijst van inschrijvingen van goudsmeden in het smedengilde van Sint Elooi van Brugge vinden we tussen 1476 en 1480 drie vergelijkbare gevallen: Dieric Haec (1476) en Eerstwin Pepersack (1480) uit Doesburg en Wouter van Buenynghen (1479) uit Nijmegen.
Juweliers vielen ook onder het smedengilde. Aangenomen mag worden dat dat ook gold voor diamantslijpers. Goudsmeden vielen binnen het smedengilde onder het ambacht van de zilversmeden. Het wapen van dat ambacht ziet u bijgaand.

De vraag is natuurlijk welke consequenties de twee goudsmeden hebben moeten dragen vanwege hun deelname aan de Brugse opstand en de buitensluiting van de vrede met Maximiliaan.  Voor wat betreft Hendrik van der Straeten zijn er goede redenen om aan te nemen dat hij naar Doesburg is teruggekeerd. (Daarover een andere keer méér.) Gevlucht voor de prijs die hij mogelijk zou moeten betalen. Er wordt in iedere geval voor zover bekend in Brugge nadien niets meer van hem vernomen. Jan de Witte daarentegen lijkt, na zijn vege lijf te hebben gered, toch in Brugge te zijn gebleven of teruggekeerd. Zo rond 1510 vinden we hem terug, in het gezelschap van zijn aangetrouwde neef Jan van der Straeten, als kerkmeester van de Sint Jacobkerk te Brugge.

Nu doet zich de bijzondere situatie voor dat we over de Brugse familietak in korte tijd meer bijzonderheden te weten zijn gekomen dan in vele jaren onderzoek naar hun Doesburgse verwanten uit hetzelfde tijdvak. Daaraan is de grotere rijkdom aan bronnen en literatuur betreffende Brugge zeker niet vreemd. Met de Brugse kennis in het achterhoofd kan mogelijk nieuw licht gaan schijnen in het Doesburgse onderzoek. Ook daarover later meer.

Een ander aardige bijkomstigheid is dat Gerard David, de schilder van de Bruiloft te Kana waarop Jan van der Straeten figureert, getrouwd was met een dochter van de gildemeester van het Sint Elooi gilde der edelsmeden. Gerard David trouwde in 1494 met Cornelia Cnoop, befaamd miniatuurschilderes en dochter van gildemeester Jacob Cnoop de Jongere en Kathelijne uter Vorst. Jacob's vader was in 1467 uit Breda naar Brugge gekomen. Van Gerard David is ook een portret van een goudsmid bekend (zie afbeelding), mogelijk zijn schoonvader. Het is verleidelijk om te denken dat de schilder Hendrik en Jan van der Straeten via het Sint Elooi gilde heeft leren kennen en zo de opdracht voor de Bruiloft te Kana vergund heeft gekregen.


Bron:
Jaer-boecken der stadt Brugge, behelsende de gedenckweerdigste geschiedenissen, deel 2, door Charles Custis, Brugge 1765, pag. 501-504
Goud- en zilversmeden in Brugge gedurende de periode 1320-1520, door A. Viaene, in: Biekorf, jaargang 70 (1969), pag. 69
Le beffroi. Arts, Heraldique, Archeologie, deel 1, Brugge 1863, pag. 168, 191
De ambachten en neringen van Brugge, door Jean-Jacques Gailliard, Brugge 1854, tweede deel, pag. 34
Kronyk of Tydrekenkundige beschryving der stad Brugge, sedert derzelver oorsprong tot op heden, door B.J. Gailliard, Brugge 1849, Pag. 40-41

donderdag 11 maart 2010

Een neef en nicht van Jan van der Straeten

Brugge, 16e eeuw

Nu we over Jan van der Straeten de belangrijkste gegevens gevonden hebben is er genoeg bijvangst om binnenkort uitgebreid zijn Vlaamse nakomelingen te gaan schetsen. Maar eerst staat er nog een andere vraag open. Volgens de handschrift-genealogie die de aanzet gaf tot de zoektocht naar Jan van der Straeten had hij nog enkele nabije familieleden met Brugse connecties. De genealogie is namelijk opgesteld vanuit een Brugs perspectief en noemt ook enkele andere Van der Straeten die huwden met Vlaams klinkende namen. En bij Jan was aangetekend "kwam te Brugge wonen". Dat maakt nieuwsgierig naar gegevens over Jan's Brugse verwanten.


Eerst maar even een korte weergave van de inhoud van het handschrift om de andere betrokkenen te introduceren:


I   Herman van der Straeten, "geb. te Duijsbourg", gehuwd met (1) Maria van Tiel, gehuwd met (2) NN.
Uit huwelijk 1:
1.      Hendrijc van der Straeten, volgt II-A
2.      Arnout van der Straeten, volgt II-B
Uit huwelijk 2:
3.      Willem van der Straeten
4.      Hendrijck van der Straten
 II-A   Hendrijc van der Straeten, gehuwd met Catharina Waverans, dochter van Jacob Waverans en NN
Uit dit huwelijk:
1.      Hendrijc van der Straeten, volgt III-A
2.      Elisabeth van der Straeten, volgt III-B
3.      Adriaan van der Straeten
 II-B   Arnout van der Straeten, "geboren tot Duijsbourg", gehuwd met (1) Geertruid van Slijck, gehuwd met (2) Godelieve NN
Uit huwelijk 1:
1.       Jan van der Straeten, volgt III-C
Uit huwelijk 2:
-        Vijf kinderen in Gelderland.
 III-A   Hendrijc van der Straeten, gehuwd met Josina Stockmans, dochter van NN Stockmans en NN Halewindr.
Uit dit huwelijk:
1.       Marie van der Straeten, volgt IV-A
2 .      Catherine van der Straeten, volgt IV-B
III-B   Elisabeth van der Straeten, gehuwd met Jan de Witte
III-C   Jan van der Straeten, "kwam te Brugge wonen", gehuwd met Anna de la Bije
IV-A   Marie van er Straeten, gehuwd met Jan van de Velde, zoon van mr. Jan van de Velde
IV-B   Catherine van der Straeten, gehuwd met Gauillaume van der Woestijne

Hieruit volgt dat er mogelijk ook een neef Hendrik (gehuwd met Josina Stockmans) en een nicht Elisabeth (gehuwd met Jan de Witte) naar Brugge kwamen. Bij mijn Brugse zoektocht naar gegevens over Jan van der Straeten, die ik steeds aantrof tussen 1500 en 1539, kwam ik hen echter nooit tegen. Daar kwam pas verandering in toen ik me realiseerde dat de neef misschien wel een stukje ouder was en ik ook de laatste decennia van de 15e eeuw bij het onderzoek betrok.

Bron:
Hoge Raad van Adel, Collectie Snouckaert van Schauburg, (inv.nr. 4316): 19e eeuwse manuscript-genealogie 

Jan van der Straeten blijkt diamantslijper

Brugge, 1512

De inkt van de vorige blog is nog niet droog (c.q. Google heeft de tekst nog niet geïndexeerd)  of het lijkt er op dat ik het antwoord op de belangrijkste resterende vraag aangaande Jan van der Straeten toch al kan beantwoorden. Toen ik de bijdrage had gepubliceerd zocht ik nog even wat in Google Books en werd ik verrast door een lucky hit, waaruit ik kon opmaken dat Jan diamantslijper moet zijn geweest. Althans, er doet zich geen andere naamgenoot voor die in deze setting in aanmerking komt.
Ik laat gewoon de bron aan het woord:

Dertien jongelingen die, onder den naem van Broeders van Boetvaerdigheid, onder den regel van den H.Franciscus, in gemeenzaemheid begeerden te leven, en die met weven hunnen kost verdienden, verkregen van den abt van den Eekhoute eenig land, om zig eene woonst en kapel te bouwen. Hiervoor hadden zy jaerlyks te betalen 6 ponden vlaemsch geld, 6 pond was, en l pond peper. Zy werden in 1512, om hun slegt gedrag, hunne woonst ontzeid, en het magistraet stelde aldaer eenen meester aen tot het onderwys van 30 arme knechtjes. ... // ... 
Daer zy hiertoe geene bekwamere plaets vonden dan de Bogaerdeschool, ... // ...  en dat er aldaer maer drie broeders meer waren, die by hen verscheidene getrouwde lieden aenvaerd hadden, verpligtte het magistraet deze laetsten het gesticht te verlaten, en bevool aen de overgeblevene broeders in hetzelve, tot hunne dood, te verblyven. Ook stelde het den gardiaen der Franciscanen monniken , Jan Cammelinck, als bestuerder aen, en belastte hem met het onderwys en de zorg van 30 arme knechtjens. Deze deden er op 3 January 1513 hunne intrede, en van dan af nam het gesticht den naem van Knechtjens Stedeschool aen; doch is nog altyd onder den naem van Bogaerdeschool bekend gebleven. ... // ... 
Het magistraet henoemde daer en boven nog negen voogden of gouverneurs, dewelke het bestuer der sehool zonden gadeslaen; deze waren MM. Simon Vander Banck; Joos van Roode, eerste schepen; Willem de Priestere en Jan van Hille, beide lakenhandelaers; Jan vander Straeten, diamantslyper; Jan Ghyselin , makelaer der spaensche natie; Philippus Bruneel, brouwer; Adriaen Speek, koopman; en Pieter Dassonville, zeepzieder. Deze heeren gaven elk aen de school eene gift van 12 Philippus guldens, en voor het onderhond en de mondbehoeften betaelden zy 's wekelyks, voor ieder kind, tot 12 myten aen den bestuerder.

Aardig is dat in deze bron ook nog even uitgeweid wordt over de herkomst van de naam Bogaerdeschool. Die blijkt minder voor de hand te liggen dan het in eerste instantie lijkt:
Dit gesticht droeg voor de gemelde verandering den naem van Bogaerde, niet, zoo als vele schryvers het beweren, ter oorzake van eenen boomgaerd die zich aldaer bevond, toen de grond door de heeren van den eeckhoutte, aen de Broeders van Boetvaerdigheid afgestaen werd; maer wel omdat deze onder den regel van den H. Franciscus levende, aenzien wierden als medewerkers in den hoomgaerd des Heeren te zyn. Hetgeen voldoenzaem genoeg bewezen wordt uit de gestichten van dezelde orde, die in onderscheidene plaetsen bestaen hebben, namelyk te Landen, te Brussel en te Leuven, en waervan de broeders onder den regel van den H. Franciscus levende, ook Bogaerde-broeders genoemd worden.

Overigens is het diamantslijpen in de 15e eeuw in Brugge uitgevonden. Zie de website van het Brugse Diamantmuseum.

Bron:
Kronyk of Tydrekenkundige beschryving der stad Brugge, sedert derzelver oorsprong tot op heden, door B. J. Gailliard, Brugge 1849, pag. 78, 202-203

dinsdag 9 maart 2010

Jan van der Straeten en Gerard David

Brugge, 1523

Hoewel we nog steeds niet weten wat Jan van der Straeten († 30 jan. 1539) precies voor de kost deed is wel duidelijk dat hij zeker niet onbemiddeld was. (Zie ook de vier blogs van januari.). Hij huwde in Anne de la Bije een telg uit een vooraanstaande Brugse familie en in 1509 kocht hij de heerlijkheid Stampaertshoucke. Ook het feit dat zijn beide zoons Jan en François konden gaan studeren aan de Universiteit van Leuven geeft aan dat het Jan voor de wind ging.  Als eerste generatie immigrant uit Doesburg sloeg hij dus geen verkeerd figuur. En geheel in stijl lieten hij en zijn kinderen zich, zoals dat "rijke stinkerds" betaamd, begraven in de kerk in Brugge. In hun geval in de Sint Gilliskerk.

Jan wist dus in betrekkelijk korte tijd op te klimmen tot de gevestigde orde van Brugge. In het Brugge van die tijd was het voor maatschappelijk geslaagden aantrekkelijk om een erefunctie te bekleden in gilden en andere maatschappelijke organisaties. Ook die weg wist Jan te vinden. In mei 1523 werd hij verkozen tot proost van de Edele Confrèrie van het Heilig Bloed. Voor een niet-priester misschien wel de hoogste kerkelijk gerelateerde erefunctie.
Brugge beroemt zich er namelijk op dat zij de enige echte heilige graal bezit. Een relikwie van het bloed van Christus dat na de kruistochten zou zijn meegenomen uit het Heilige Land. De Confrèrie is het oudste religieuze broederschap van Vlaanderen en heeft sinds begin van de 15e eeuw tot taak de relikwie te beschutten en op Hemelvaartsdag de jaarlijkse processie te organiseren. De 31 leden van de confrèrie zijn allen heren van stand, uit de aristocratie van Brugge.

Dat Jan zich er bewust van was dat het proostschap de kroon op zijn maatschappelijke carrière betekende wordt goed geïllustreerd doordat hij tijdens het jaar dat hij die functie bekleedde een kostbaar schilderij aan de Confrèrie schonk:  de Bruiloft te Kana van Gerard David.



Op het schilderij zien we een rijk gedecoreerde kamer die uitkijkt uit op het Plein van het Heilige Bloed  in Brugge. De bruid zit aan de verre zijde van de tafel. De Heilige Maagd buigt haar hoofd naar links richting Christus. Aan de linkerkant knielt de schenker Jan van der Straeten, die het traditionele ceremoniële gewaad van de proost van de Confrèrie draagt. Rechts knielt Jan's vrouw Anna de la Bije.

Gerard David (ca. 1460-1523) werd geboren in Gouda of Schoonhoven en vestigde zich als schilder te Brugge. Hij stierf op 13 augustus 1523. Hoewel de Bruiloft te Kana wordt toegeschreven aan Gerard David wordt aangenomen dat het werd voltooid door zijn leerling Adriaan Isenbrandt, toen Gerard David in de maanden voor zijn dood het bed moest houden. Daar staat tegenover dat de proost van de Confrèrie op anciënniteit werd gekozen, Jan van der Straeten dus wist dat hij aan de beurt zou komen en Gerard David dus ook vooruit heeft kunnen werken.
Het schilderij hangt nu in het Louvre te Parijs.

Bron:
Haldane Macfall, A History Of Painting: The Renaissance In The North And The Flemish Genius Part Four, 1911, pag 50-51

vrijdag 5 februari 2010

De lotgevallen van Adriaen van der Straeten

16e eeuw, Damme / Sluis

Adriaen van der Straeten, ook wel Stratius genoemd, was dichter en jurist en werd volgens zijn biografie in de Belgische Biographie Nationale circa 1540 in het Brugse geboren als zoon van François van der Straeten en Jacqueline Loonis. Als dat geboortejaar klopt moet zijn moeder echter François' eerste vrouw zijn geweest die in 1543 stierf: Joanna Spierinck. (Zie: Op zoek naar Jan van der Straeten - 3)

Adriaen had ten minste zeven (half-) broers en zussen:
  • François, * ca. 1553 - † 1587
  • Jan, † 1616, oo Magdalene Bacx
  • Maria, † 1610
  • Jeanne, † 1587
  • Anna, † 1619, oo François De Grootte
  • Catherine, † vóór 1581, oo Nicolas Baerdeloos
  • Josine, † 1587, oo Jaspar de Pape
Van zijn vader erfde hij, waarschijnlijk omdat hij de oudste zoon was, in 1572 de Heerlijkheid Stampaertshoucke bij Sinte Catelijne buiten Damme. De familie Van der Straeten voerde het wapen als bijgaand afgebeeld. Adriaen volgde onderwijs dat op humanistische leest geschoeid was. In oktober 1558 werd Adriaen ingeschreven aan de universiteit van Leuven waar hij kunsten en recht studeerde. In zijn jonge jaren publiceerde hij enkele dichtbundels (o.a. Poemata ad amicos) in het Beierse Neurenberg, een gereformeerd bolwerk waar sinds 1526 een universiteit gevestigd was en de boekdrukkunst op een hoog niveau stond.
Tijdens het bewind van Alva werd Adriaen op 6 september 1570 benoemd tot pensionaris van het Brugse Vrije. Deze functie bleef hij vervullen tot 31 mei 1575. Als pensionaris bemiddelde hij in conflicten tussen burgers en was hij belast met de uitvoering van allerlei keuren en beslissingen van de schepenen van het Brugse Vrije en de Spaanse landvoogd, waaronder beslagleggingen en de 10e en 20e Penning.

In 1573 en '74 speelde hij een grote rol bij de bevoorrading en de reorganisatie van de verdedigingslinies in het Brugse Vrije tegen de Geuzen in Vlissingen en de voorbereiding van de defensie tegen Willem van Oranje, die aanstalten maakte om het gebied binnen te vallen. Daartoe bereisde hij zo'n beetje de gehele streek van Wenduine tot Sluis. Ondanks het grote vertrouwen dat hij kennelijk genoot legde hij tijdens een vergadering met de schepenen op 21 mei 1575 zijn functie neer.
Op 13 juni 1577, tijdens het bewind van Don Juan, werd Adriaen benoemd tot Baljuw van Damme. (Bijgaand zegel is het 16e eeuwse stadszegel van Damme) Na de inname van Brugge door Willem van Oranje op 20 maart 1578 kwam Damme in Staatse handen. Adriaen bleef echter ook daarna in functie en zorgde er o.a. voor dat de verdedigingslinies in goede staat bleven door de gracht ijsvrij te houden en bomen in de vlakte rondom Damme te laten kappen. Op 12 mei 1581 wordt Adriaen vervolgens benoemd tot schepen van het Brugse Vrije en neemt hij ook zitting in de Vierschaar.

Vanaf dat moment is hij betrokken bij alle vergaderingen over belangrijke gebeurtenissen en onderhandelingen met de elkaar opvolgende overheden en pretendenten. De Acte van Verlatinghe (26 juli 1581), de pretenties van de Hertog van Anjou (1582/83), de benoeming van Prins van Chimay tot Stadhouder van Vlaanderen (1583/84) en de dreigementen en voorstellen van de Hertog van Parma (1583/84) vragen steeds om een reactie van de magistraat van  het Brugse Vrije. In maart 1584 is hij betrokken bij de voorbereidende besprekingen met Parma voor de verzoening met de Koning van Spanje en in mei van dat zelfde jaar bij de onderhandelingen over de condities van de overgave.

Detail van kaart Pieter Pourbus uit 1578


Adriaen werd uiteindelijk mild behandeld door de Hertog van Parma. De Hertog dankte zijn succes bij de herovering van de Zuidelijke Nederlanden deels aan zijn bij tijd en wijle milde optreden. Op 15 september 1584 wordt hij door Parma afgezet als schepen van het Brugse Vrije, zonder verdere bijzondere maatregelen. Terwijl er wel degelijk ook bedenkingen waren omdat hij als loyaal Baljuw van Damme onder Staats bewind had doorgewerkt en er ook serieuze twijfels moeten hebben bestaan over zijn religieuze geaardheid.

Hoe mild Parma ook over hem oordeelde, de troebelen waren Adriaen verder niet in de koude kleren gaan zitten. Hij had zich de voorgaande jaren gedwongen gezien om zijn bezittingen te belasten met aanzienlijke schulden en zijn onroerend goed al deels moeten verkopen. In september werd hij bezocht door de pest, een ziekte waarvan hij in januari 1585 genezen bleek. Hij werd echter aansluitend gegijzeld in verband met de verder opgelopen schulden. Zij broer François nam de betaling van de verplegingskosten op zich en zijn zusters scholden hem flinke sommen geld kwijt. Op 16 november 1585 verkocht hij Stampaertshoucke en op 7 februari 1586 was hij persoonlijk aanwezig op het Prinsenhof te Brugge om zijn onterving te tekenen. Waarschijnlijk om zijn broers en zussen van aansprakelijkheid voor eventuele verdere schulden te vrijwaren.  Van de magistraat kreeg hij even later toestemming om het land te verlaten.

Op 21 augustus 1586 meldt "Jonkheer Adriaen van der Straten" zich met attestatie bij de hervormde gemeente te Sluis, tesamen met Pieter van van de Bruggen, Jan van Vive, Mattheus van Vive, Janszoon, met Janneken, uxor, Marcus van Hasschen, Donaes Platteel, Paesschijne van Westhuus, Meyncken Cools, huisvrouw van Jan Cools en Adriaen de Brauwere met Janneke, zijn huisvrouw. Allen van Brugge.  Onbekend is hoe het Adriaen na dien verder vergaan is. Ook is geen huwelijk of nageslacht van hem bekend.


Bronnen:
- Biographie Nationale, deel XXIV
- Website Jacques de Groote: http://www.tzwin.be/  (voor afbeeldingen van kaart en zegel)
- H. Q. Janssen, De kerkhervorming te Brugge. Een historisch tafereel voor christenen, die voedsel zoeken voor de geest en op gods wegen letten, deel 1, Brugge 1856, pag. 179-185

maandag 1 februari 2010

François van der Straten en Pieter Pourbus

1567, Brugge

François van der Straten (1512-1572), zoon van Jan, was schepen van het Brugse Vrije vanaf 1554 tot zijn dood in 1572. François kocht  (jaartal onbekend) Huis de Cauwersine in Brugge. Een Cauwersine of Cauwersijn staat voor een houder van een bank van lening of een geldwisselaar. In meer negatieve zin ook wel voor een woekeraar.

Volgens de Bibliographie Nationale werd in Huis de Cauwersine in 1626 de Berg van Barmhartigheid gevestigd, een bank van lening die in overeenstemming met de katholieke leer werd bestierd. De Berg van Barmhartigheid was toen gevestigd in het spectaculaire pand dat in de 15e eeuw was gebouwd door de heren van Gruuthuse. Tegenwoordig is dit het Gruuthusemuseum. Voor zover bekend heeft dit gebouw nooit Cauwersine geheten, al is de verwarring logisch gezien de latere bestemming als bank van Lening.

Huis de Cauwersine dat werd gekocht door Fransois van der Straten lag echter aan de Langerei. Daar lagen De Groote Cauwersine en De Kleine Cauwersine. François woonde in 1567, toen hij Pieter Pourbus (1523-1584) opdracht gaf om een portret van hem te schilderen, in De Groote Cauwersine.
In De Groote Cauwersine was de Berg van Barmhertigheid gevestigd voordat deze verhuisde naar Het Gruuthusehuis.

Het portret van Pieter Pourbus hangt nu in Museum Mayer van den Berg in Antwerpen. (Zie afbeelding.) In het wapen op het schilderij in het eerste en vierde kwartier het familiewapen van Van der Straten. De tekening in het tweede en derde kwartier is moeilijker te onderscheiden, maar lijkt dezelfde drie uitkomende leeuwen te bevatten in andere kleurstelling.
Opvallend zijn de vanitas-symbolen: de schedel en de zandloper. Onder het wapen staat de spreuk absit gloria, die zich in deze vanitas-context goed vrij laat vertalen als "streef geen roem na" of "wees niet ijdel"

Een en ander geeft ook aan dat de familie Van der Straeten goed in de slappe was zat. Maar wat was de bron van hun fortuin? Waarom was François' vader Jan van der Straeten (zie aldaar) naar Brugge gekomen?
Weer veel vragen, waarop het antwoord waarschijnlijk nog wel even op zich laat wachten.

Bronnen:
- Bibliographie Nationale (deel 24) 
- Bibliographie des hommes remarquables de la Flandre Occidentale (deel II).
- Pieter Pourbus meesterschilder, 1524-1584 (Paul Huvenne, Brugge 1984) 
- Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie, http://www.rkd.nl

zondag 24 januari 2010

Op zoek naar Jan van der Straeten - 4

1503, Brugge / Damme

Heerlijkheid Stampaertshoucke

Nu Jan van der Straeten gevonden is wil je uiteraard meer van hem weten. Waar hij woonde, en hoe zijn zonen zo snel een rol van betekenis konden spelen in de magistratuur van het Brugse Vrije. Een aardig begin is dan altijd Nijhoffs Geschiedenis-lexicon Nederland en België (H.W.J. Volmuller e.a., 1981).

Het Brugse Vrije omvatte de ommelanden van Brugge en werd bestuurd door een schepenbank die zetelde in Brugge, hoewel Brugge zelf geen deel uitmaakte van het Vrije. Ridders en vrije grondbezitters hadden van oudsher de macht in die schepenbank. De schepenbank van het Brugse Vrije had daardoor een in hoge mate conservatief karakter. De Stad Brugge was in de 14e eeuw een economische wereldmacht en de gilden en handelaren hadden grote invloed in het stadsbestuur. In de loop van de 15e eeuw nam de economische vitaliteit  af door de verzanding van het Zwin en de concurrentie van Antwerpen. Ná de Brugse opstand tegen Keizer Maximiliaan I in 1488 zette het verval definitief door en het bestuur van Brugge kwam in handen van aristocraten en juristen. Brugge was nog steeds een rijke stad, maar die rijkdom bestond grotendeels uit inmiddels "oud geld" en inkomsten die hoorden bij bestuurlijke functies in het steeds meer centraliserende Bourgondische rijk. Het moet in die periode geweest zijn dat Jan van der Straeten in Brugge arriveerde. Dat zijn zoon Fransois het schopte tot schepen veronderstelt landbezit in het Brugse Vrije. Maar waar?

Kaart van het Brugse Vrije uit 1664, door Willem Janszoon Blaeu

Via de tweedelige Bibliografie van de geschiedenis van Brugge (Andre van Houtryve, Brugge 1970 / 1979) kwam ik een aantal publicaties op het spoor die me verder konden helpen. Met name de Belgische  Bibliographie Nationale (deel 24) en de Bibliographie des hommes remarquables de la Flandre Occidentale (deel II). Daarin tussen de vele Van der Stra(e)ten géén Jan van der Straeten, maar wel zijn kleinzoon Adriaen (Adrien) van der Straten, ook wel Stratius genoemd.

Het zeer uitgebreide lemma over Adriaen (over wie een andere keer méér)  in de Biographie Nationale leert ons dat Jan van der Straeten zich "tijdens het bewind van Maximiliaan van Oostenrijk" komende van Gelre in Brugge vestigde. Maximiliaan was aan het bewind van 1482-1494 als regent voor zijn minderjarige zoon Philips (de Schone). Dat zou dus inhouden dat Jan van der Straeten zich vóór 1494 in Brugge vestigde.
In 1503 kocht Jan de Heerlijkheid Stampaertshoucke in Saint Catherine buiten Damme, ook wel Sinte Catelyne bij Damme genoemd. Sint Catherine zul je tegenwoordig vergeefs zoeken, het is in de loop van de 18e eeuw van de aardbodem verdwenen. Het lag vlak buiten de poorten van Damme, eens een welvarend havenstadje aan het Zwin in het Brugse Vrije, dat in de 16e eeuw veranderde in een garnizoensstadje. Op bovenstaande kaart van Blaeu zijn zowel S. Catelyne als Stampershoeck ingetekend. (Zie detail.)

Bronnen:
- Nijhoffs Geschiedenis-lexicon Nederland en België (H.W.J. Volmuller e.a., 1981).
- Bibliografie van de geschiedenis van Brugge (Andre van Houtryve, Brugge 1970 / 1979)
- Bibliographie Nationale (deel 24) 
- Bibliographie des hommes remarquables de la Flandre Occidentale (deel II).

woensdag 13 januari 2010

Op zoek naar Jan van der Straeten - 3

16e eeuw, Brugge

Vertrouw nooit een wapenbord....

Op zoek naar Jan van der Straeten hebben we tot nu toe een aantal gedenkstenen gezien die meerdere generaties beschrijven zonder aandacht voor de afgebeelde wapens van moederskant. (Zie vorige aflevering.) Gelukkig worden in het Handschrift de Hooghe ook de individuele grafzerken beschreven.

Wat daarbij opvalt is dat de zerken en de wapenborden en epitaven elkaar nogal eens tegenspreken. De verklaring daarvoor kan zijn dat de grafstenen meestal onmiddellijk na het overlijden van iemand werden vervaardigd, terwijl de andere monumenten vaak pas later werden gemaakt en verschillende generaties beschrijven. In dat laatste geval was een foutje natuurlijk relatief snel gemaakt wanneer men zich moest bedienen van overleveringen en het geheugen van nog levende jongere generaties. Daarom heb ik me bij het maken van het navolgende genealogische fragment, wanneer sprake was van tegenstrijdigheden, steeds gebaseerd op de gegevens van de grafstenen, omdat ik daarbij de kans op fouten het kleinste acht.

I
Jan v.d. Straten, + 30 jan. 1539, zv Bernaert (Aernout?) van der Straeten, oo Anna de la Bije, + 4 jan. 1531, dv Collaert de la Bije en Colijne Perot
Kinderen:
  • Jan v.d. Straeten, doctor academicus medicus, * ca. 1517, + 25 nov. 1552
  • Lieven v.d. Straeten, + 3 mei 1551, oo Anna Weijts, + 14 mrt 1523, dv Cormelis Weijts
  • Fransois v.d. Straeten, volgt II
II
Fransois v.d. Straeten, mr. in de rechten, schepen, * ca. 1512, + 11 mrt 1572, oo 1. Joanna Spierinck, +16 mei 1543, dv Jan Spierinck, oo 2. Jaquemijne Loonis, + 14 nov. 1559, dv Adriaen Loonis en Josijne Vale
Kinderen:
  • Franciscus v.d. Straeten, priester, * ca. 1553, + 18 sep. 1587
  • Maria v.d. Straeten, + 13 dec. 1610
  • Anna v.d. Straeten,  + 25 aug. 1619, oo Franchois De Grootte
  • Jan v.d. Straeten, volgt III
III
Jan v.d. Straeten , + 15 mrt 1616, oo Magdalene Bacx, + 2 mei 1630
Zoon:
  • Jan v.d. Straeten, * ca. 1611, + 13 nov. 1701, oo Joanna Canneel, + 29 sep. 1670, dv Jan Canneel

Keren we nu terug naar de monumenten met de familiewapens dan blijkt dat er meestal geen enkele genealogisch-logische relatie is tussen de familiewapens, anders dan dat alle familienamen in bovenstaande genealogie voorkomen. De gesuggereerde kwartieren zijn niet wat ze lijken.


Caneel is géén voorouder van het koppel Van der Straeten X De La Bije (het ovale schild). Perenot hoort in de genealogie vier generaties eerder dan Caneel voor te komen. En van de tussenliggende generaties ontbreken de familiewapens van bijv. Loonis en Bacx. Dus wat te denken van het wapen met de bok? Is dat werkelijk Van Slijck, of toch gewoon Van der Straeten?

Ik durf de stelling aan dat het hier om het Doesburgse wapen van de familie Van der Straeten handelt. Jan van der Straeten kwam ergens vroeg in de 16e eeuw van Doesburg naar Brugge. Zijn zoons wisten zich in het Brugse Vrije  razendsnel op te werken. In Doesburg verkeerden de Van der Straeten ook in kringen van magistraten zoals de familie Baerkens. Wetende dat Doesburg een Hanzestad was en Brugge één van de toenmalige epicentra van de internationale handel is de verhuizing niet onlogisch. Ik wist al dat de familie Van der Straeten in de handel actief was. Niet veel later duiken leden van de Doesburgse familie ook op in Kopenhagen, waar ze er ook in slagen om zich een plaatsje te verwerven in de betere kringen.
De twee tweede-generatie immigranten Jan en Fransois nemen vervolgens het nieuwe, meer Vlaamse wapen met de leeuwen aan. Eigener beweging of verkregen door functie of bezit.

De heraldische familiemonumenten Van der Straeten in het Handschrift de Hooghe getuigen van een enorme willekeur voor wat betreft de keuze van de afgebeelde wapens. Overwegingen van symmetrie, esthetiek of politiek opportunisme speelden daarbij mogelijk een rol. Met welke families wens je je te associëren op het moment van vervaardiging van het monument?

Hoe dan ook, de boodschap is duidelijk: vaar nooit blind op een wapenbord.
Kloppen die dan nooit? Toch wel. Ik heb er betreffende Van der Straeten in het Handschrift de Hooghe ééntje gevonden. (Handschrift de Hooghe III, pag 212) Controleer zelf maar!



In de ruit (1) De Grootte en Van der Straeten.
Linksboven (2) Van der Straeten, rechtsboven (3) Loonis.
Linksonder (4) De la Bije, rechtsonder (5) Vale,

Het is het wapenbord van Anna van der Straeten (+ 25 aug. 1619), gehuwd met Franchois de Grootte (1).
Anna was de dochter van Fransois van der Straeten (2) en Jaquemijne Loonis (3).
Fransois van der Straeten was de zoon van Jan van der Straeten en Anna de la Bije (4).
Jaquemijne Loonis was de dochter van Adriaen Loonis en Josijne Vale (5).

dinsdag 12 januari 2010

Op zoek naar Jan van der Straeten - 2

16e eeuw, Brugge 

Jan van der Straeten in Brugge, nog meer vragen.

Op zoek naar 16e eeuwse sporen van Jan van der Straeten uit Doesburg in Brugge (zie vorige aflevering) vond ik het digitaal te raadplegen  Handschrift de Hooghe van de Openbare Bibliotheek Brugge.
Ignace-Michel de Hooghe inventariseerde tussen 1698 en 1707 het zogenaamde funeraire erfgoed van de Burgse kerken. Daarbij schonk hij aandacht aan zowel de grafzerken als de wapenborden en epitaven (gedenktekens) die aan of tegen de muren en pilaren van de kerken bevestigd waren. Op basis van eigen onderzoek kleurde hij soms wapens in of voegde hij familienamen toe. Latere eigenaars van de handschriften (in totaal 6 delen) voegden recentere monumenten en graven toe en vulden zo de collectie aan. Een erg waardevolle bron voor Brugse genealogie, zo zou ook in mijn geval blijken.

Al binnen enkele minuten had ik beet (Handschrift de Hooghe III, pag. 37)



Een nagetekende en ingekleurde grafgedenksteen in witte marmer met het volgende bijschrift:
Vrije sepulture van d'heer ende Mr. Fransois VanderStraeten in sijn leven Burghmeester ende Schepen s'lands van den Vrijen, Licenciaet in beide de Rechten, die overleedt den  2 Maerte 1572. Ende van Jo. Anna de la Bije, fa. Colaert sijne huijsvr: die overleet in meije 1560; Ende van Jan vander Straeten fs. Fransois die overleet 15 Maerte 1616. Ende van Jo. Magdalene Bacx Sijne huijsvrouwe, die overleet den 2 meije 1630; Ende van Jan vander Straeten fs. Jans die overl: den 13 November 1701 oude 90 jaren; Ende van Joncvr: Joanna Canneel sijne huijsvr: die overleedt den 29. 7ber 1670; Ende van Jan vander Straeten fs. Jans die overleedt ..... Ende van Jo. Isabelle Stijns fa. Lenaert sijne huijsvrouwe die overleet den 30. 7ber 1705. Bidt voor de Zielen.

Bingo, zo leek het op het eerste gezicht. Een wapen met drie uitkomende leeuwen, Van der Straeten en De Bije zoals bekend van Snouckaert en ongeveer het juiste tijdvak in verband met mijn aantekening over Henrick ter Straten en Stockmans. En daar was ineens ook het voor mij zo vertrouwde wapen met de uitkomende bok. Maar de naam Vander Straeten staat bij de drie uitkomende leeuwen en niet bij de bok. En hier was het niet Jan van der Straeten die met Anna de la Bije getrouwd was, maar ene Fransois. En vanwaar de wapens Caneel en Perenot? Kortom, ik was eerder een paar raadsels rijker.

Elders in het handschrift vond ik nog meer afbeeldingen met de leeuwen en de bok. (Handschrift de Hooghe III, pag. 123) Waarbij één met de naam "Van Slijck" bij het wapen met de bok, naast de van de vorige afbeelding bekende wapens De la Bije en Per(en)ot. Op de vorige afbeelding staat er géén naam bij de bok. Heeft De Hooghe "Van Slijck" zelf toegevoegd op basis van genealogische bronnen?



Het betreft een nagetekende gedenksteen waarop wordt verhaald van:

... de voortreffelijke Heer Doctor Academicus Medicus Joannes vander Straeten, zoon van Joannes, priester van de kerk van de Heilige Donatianus van Brugge, kanunnik, die uit het leven wegging in het 35e levensjaar ...//... op 25 november 1552...
Aan de beroemde Heer Doctor Franciscus Vanderstraete zoon van Joannes ...//... schepen en raadslid ...//... gestorven in zijn leeftijd van 60 jaren 2 maart 1572 ...//... Meester FrancuscisVanderstraete, zoon van voornoemde Meester Franciscus, Priester...//... overleden in zijn 34e levensjaar 18 september 1587...//... dit monument opgericht ...//... volgens zijn testament
De namen bij de wapens worden ook hier niet nader uitgelegd door de tekst. Het lijken vier kwartieren. De naam Van Slijck kennen we ook van de manuscript-genealogie uit Snouckaert als de naam van de moeder van Jan van der Straeten. Debije en Perot zouden dan voor de ouders van Anne de la Bije moeten staan. Maar een wapen met een bok voor een Van Slijck die trouwt met een Van der Straeten is wel héél erg toevallig. In de heraldische collecties Muschart en Steenkamp-Damstra bij het CBG heb ik daar dan geen enkele verwijzing naar kunnen vinden.

Dus nog meer vragen en nog géén echt zinnig antwoord.

Op zoek naar Jan van der Straeten - 1

16e eeuw, Doesburg

Komt Jan van der Straeten van Duijsbourg uit Doesburg?

In de Collectie Snouckaert van Schauburg bij de Hoge Raad van Adel vond ik een ongedateerde 19e eeuwse manuscript-genealogie (inv.nr. 4316) waarin gewag wordt gemaakt van een familie Van der Straeten uit "Duijsbourg nabij Cleve" waaruit een telg in Brugge kwam wonen. Bij deze genealogie zijn geen bronnen vermeld, maar de collectie heeft een behoorlijke renommee voor wat betreft betrouwbaarheid.

Het betreft ene Jan van der Straeten die huwde met Anna de la Bije, zoon van Aernout van der Straeten en Geertruid van Slijck, kleinzoon van Herman van der Straeten en Maria van Tiel. Ook zou deze Jan een neef Hendrijc van der Straeten hebben gehad die gehuwd was met Josine Stockmans. In het manuscript waren geen jaartallen vermeld, maar wel een familiewapen: op goud drie uitkomende leeuwen van sabel.
Ik wilde het manuscript al als "voor mij niet interessant" terzijde schuiven toen mijn oog bleef rusten op een opmerking dat Aernout van der Straeten nog vijf kinderen in Gelderland zou hebben. Toen ging bij mij een lichtje branden. Was Duijsbourg niet gewoon Doesburg? En waren de genoemde Van der Straeten daarmee mogelijk leden van het door mij bestudeerde geslacht Van der Straten uit Doesburg en de Veluwezoom?
Bij nader inzien was nu ook de naam Stockmans van belang, want ik beschik over een aantekening uit 1560 waarin ene Henrick ter Straten optreedt als scheidsman "vanwege Geertrudt Stockmans, zuster van Wendele". (Zie Puzzel 1.) Mij was in verband met die bron nooit duidelijk geweest wat Henrick voor een relatie met de familie Stockmans had. Als echtgenoot van een meisje Stockmans ligt het echter voor de hand dat hij voor een schoonzus of nichtje als scheidsman optrad. Alleen voerde "mijn" familie Van der Straten een héél ander familiewapen, nl. een uitkomende bok, al dan niet in een gedeeld schild. (Zie ook heraldisch overzicht.)




Maar mijn nieuwsgierigheid was gewekt en ik ging op zoek naar Brugse bronnen om uit te zoeken of er een relatie was.

woensdag 6 januari 2010

Biechtvader der arme Clarissen als martelaar van Enkhuizen

1572 juli 14, Enkhuizen

Haast iedereen kent de Martelaren van Gorcum. Natuurlijk waren er meer van zulke gevallen in de Tachtigjarige Oorlog. Uit een katholiek propagandawerk van 1809 een voorbeeld uit Enkhuizen:

...//...Ik hebbe gezeyt, dat de geuzen zig meester gemaekt hadden van de stad Alckmaer in Holland (noot RS: 24 juni 1572), eer dat zy te Gorcum kwamen. Te Alckmaer namen zy gevangen de paters Minder-broeders, die zy in hun convent vonden, en vervoerden hun naer Enckhuyzen, doende hun veéle versmaedheden en ongemakken onderstaen. Eenen priester apostaet (diergelyke zyn doórgaens de booste) kwam by hun, met eene Hostie in de hand, en vraegde aen den pater guardiaen, of die zynen God was ! Den guardiaen antwoordde kloekmoediglyk: Is 't dat die Hostie van eenen wettigen priester geconsacreert is, zoo belyde ik met een vast geloof dat 'er tegenwoórdig is mynen Heer en God. Dien apostaet zeyde, dat die belydenisse aen hun de dood zoude kosten. 'S anderdags, wezende den 14 van julius, wierden die religieusen op de merkt aen de galg gehangen, welker naemen waeren, Daniël Arendonck guardiaen, Cornelius Vander Straete biegt-vader der arme Clarissen, Joannes van Naerde koster der kerk van de Minder-broeders, Ludovicus Voetz uyt Walsch-Brabant, die nog geene' twee jaeren priester was, Adrianus van Gouda leeken-broeder, portier van't klooster. By deéze moeten wy voegen Engelbertus Terbourg leeken-broeder van't zelve klooster, die zig verborgen hadde, maer van een oud wyfken verklapt wierd. De geuzen hebben hem gevangen, ongehoorde tormenten doen onderstaen, en, naer eene lange gevangenisse, op 't eynde der maend september aen eenen boom opgehangen...///..

Bron:
Heylige en Roemweerdigepersoonen, de welke in de acht laetste Eeuwen bezonderlyk medegewerkt hebben om de Roomsch-Catholyke religie, in geheel Nederland, uyt-te-bereyden, vast-te-stellen en te bewaeren; als ook Vyanden en Vervolgers der zelve religie, door C. Smet, Priester, Brussel 1809, pag. 489

zondag 3 januari 2010

Een van zijn geloof gevallen dominee en Multatuli

1870 april 26, Groningen / Mainz

Jan Willem Straatman (Den Haag 27 dec. 1825 - Rijswijk 4 dec. 1882) was de enige zoon uit het huwelijk van Heindrinus Fredrik Straatman en Clasina Koopmans die niet koos voor een militaire carrière.  Van zijn vier broers die de volwassen leeftijd bereikten en allemaal een militaire carrière volgden haalde alleen zijn jongste broer zijn pensioen. De andere drie overleden slechts 24 of 26 jaar oud in Indië. (Zie vorige stukje.) Het lijkt logisch te veronderstellen dat deze gebeurtenissen in Indië van invloed zijn geweest op de verdere ontwikkeling van Jan Willem Straatman.

Jan Willem werd predikant in plaats van militair. Hij studeerde theologie te Amsterdam en werd vervolgens doopsgezind predikant te Wormerveer (1849-1850) en Groningen (1850-1867). In Groningen kwam Straatman in de ban van het modernisme. Het modernisme was een typisch negentiende eeuws verschijnsel. Binnen het protestantse modernisme werden er pogingen ondernomen om het geloof zoveel mogelijk te ontdoen van bovennatuurlijke connotaties en in overeenstemming te brengen met nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen van die tijd, zodat alleen de christelijke essentie zou overblijven. De aanhangers van het modernisme waren vaak ook  betrokken bij nieuwe wetenschappelijke stromingen als het Malthusianisme en het Darwinisme. (In 1859 publiceerde Darwin On the origin of Species). Ze hielden er vaak progressieve ideeën op na op het gebied van onderwijs, belastingen en levensomstandigheden van het gewone volk.

Binnen de doopsgezinde gemeenschap, die van oudsher sterk egalitaire trekken kende, had het modernisme veel invloed bij met name de geestelijke voormannen. Sommige dominees namen voor die tijd zéér radicale standpunten in. Jan Willem Straatman schreef bijvoorbeeld in 1862 De realiteit van ’s Heeren opstanding uit de dooden en haare verdedigers. Een kritisch onderzoek kritisch onderzocht (Groningen 1862) waarin  hij betoogde dat de lichamelijk opstanding van Christus niet erg aannemelijk was.

Straatman had nog meer radicale ideeën.  Hij verwierp niet alleen de lichamelijke opstanding van Jezus, hij was ook tegen het vieren van de christelijke feestdagen. De achterban kon de radicale voorman echter niet volgen. Het kerkbezoek liep terug. In 1867 stelden Straatman en zijn directe collega Corver voor om de doop, de avondmaalviering en de christelijke feestdagen af te schaffen. Daaraan koppelden zij het ultimatum dat zij zouden aftreden als de voorstellen niet zouden worden aangenomen. De gemeente ging echter niet akkoord en de twee dominees legden hun ambt neer. Straatman’s afscheidspreek, getiteld Broeders, ik bid u, gij hebt mij geen onregt gedaan, werd uitgegeven.

Straatman ging vervolgens werken als journalist / redacteur voor de  Nieuwe Groninger Courant. Daarnaast schreef hij een aantal studies over het vroege christendom in de geest van de modernisten. In 1879 werd hij te Rijswijk lid van de gemeenteraad en in 1881 wethouder. Hij verbrak alle banden met de kerk en nam afstand van het geloof.
Zijn kompaan Corver raakte volledig aan lager wal en eindigde als clochard in Parijs.

In de periode dat Straatman redacteur was van de Nieuwe Groninger Courant kwam hij in contact met Multatuli.  Eduard Douwes Dekker, die verlegen zat om extra inkomen, verzocht Straatman 26 April 1870 per brief vanuit Mainz, om méér kopij te mogen leveren voor diens dagblad. In die brief opent Multatuli als volgt:

Zeer geachte Heer Straatman, 

Het spreekt vanzelf, dat ik U by renom-
mée ken. Dank - of wyt - hieraan
myn familiairen toon, en neem me
wat slordigheid in vorm niet al te
kwalyk. Ik meen 't goed…//…


Zie verder Parenteel Straatman Utrecht - Den Haag op www.straatmannen.nl

Bronnen:
-Website Doopsgezinde Historische Kring (http://www.dhkonline.nl/?p=145)
- http://www.dbnl.org/tekst/kort006isvo01_01/kort006isvo01_01_0032.htm (scroll naar pag. 99 voor brief Multatuli)
- Mirjam Buitenwerf-van der Molen, God van vooruitgang. De popularisering van het modern-theologische gedachtengoed in Nederland (1857-1880), Hilversum 2007.
- Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde,  J.G. Frederiks en F. Jos. van den Branden
- Biografisch lexicon voor de geschiedenis van het Nederlands protestantisme, deel 3 (1988), pag. 348-349

zaterdag 2 januari 2010

Ridders en onfortuin

1854-1855, Den Haag / Indië

Families kennen tradities. Daarbij kun je ook denken aan familieberoepen. In deze specifieke familie Straatman maken drie generaties mannen carrière in het leger. En dat doen ze niet verkeerd. Als bijvangst grossieren ze ook nog eens in Ridderorden.

Binnen twee generaties twee keer Ridder in de Orde van de Eikenkroon (zie afbeelding), één Officier in de Orde van de Eikenkroon, één Ridder in de Orde van de Gouden Leeuw van Nassau en als klap op de vuurpijl ook nog een Ridder der Militaire Willemsorde. Er zullen denk ik niet veel families zijn die zich daar aan kunnen spiegelen.

Alleen heeft het ze geen geluk gebracht. De drie zonen van de eerste Ridder (Heindrinus Fredrik) stierven jong in Indië. Slechts één zoon (Pieter Johannes) haalde bij het leger zijn pensioen. Als kolonel droeg hij dan ook maar liefst drie medailles. Een vijfde zoon werd predikant. (Zie volgend bericht.)
Frederik, de drager van de hoogste militaire eer, de Militaire Willemsorde, heeft zijn onderscheiding maar amper een jaartje kunnen dragen. En zijn ouders ontvingen in Den Haag het bericht dat hij de Willemsorde ontvangen had ongeveer gelijktijdig met het bericht dat een andere zoon (Dirk Straatman) in Indië gestorven was. (Zie afbeeldingen familieadvertenties.) Glorie en eer maken dus niet gelukkig. En er zijn zover bekend geen naamdragers over om trots terug te kunnen kijken.

 
 


I
Pieter Johannes Straatman, geboren ca. 1757, overleden Utrecht 11 apr. 1843, zoon van Frederik Straatman en Cornelia Kelfkens. Kapitein-luitenant der Marine. Gehuwd met Hendrina Elisabeth Peters, overleden Utrecht 31 mrt. 1838.
Uit dit huwelijk o.a.:
  • Heindrinus Fredrik Straatman, volgt II.
II
Heindrinus Fredrik Straatman, gedoopt Utrecht 27 aug. 1788, overleden Den Haag 4 nov. 1861, zoon van Pieter Johannes Straatman en Heindrina Elisabeth Peterse. Referendaris bij het departement van Oorlog, later (1852)Secretaris weduwen- en weezenkas voor de officieren van de landmacht. Ridder in de Orde van de Eikenkroon 28 okt. 1852. Gehuwd Den Haag 22 aug. 1815 met Klasina Coopmans, geboren Sneek ca. 1787, overleden Groningen 8 jan. 1875, dochter van Anske Rinses Coopmans en Akke Heebles Zwanenburg.
Uit dit huwelijk o.a.:
  • Ansko Straatman, geboren Den Haag 21 mrt. 1824, overleden Batavia 5 okt. 1846. Tweede Luitenant der Artillerie in het Indische Leger.
  • Dirk Straatman, geboren Den Haag 7 nov. 1827, overleden Surabaja 1 sept. 1854. Eerste Luitenant de Artillerie (7 jul 1847 tweede Luitenant), onder-constructeur bij de Constructie-Magazijnen.
  • Frederik Straatman, geboren De Haag 3 mei 1829, overleden Montrado (Borneo) 8 juni 1855. Eerste Luitenant de Artillerie (10 jul. 1850 tweede Luitenant, 27 sep. 1854 eerste Luitenant). Ridder der Militaire Willemsorde 4e Klasse 21 okt. 1854.
  • Pieter Johannes Straatman, volgt III
III
Pieter Johannes Straatman, Volgt III geboren Den Haag 20 feb. 1834, overleden Den Haag 6 okt. 1894. Eerste Luitenant-Adjudant der Infanterie (1863), Kapitein 7e regiment infanterie (20 mei 1867), later regiment grenadiers en jagers (ná 1869), Majoor 4e regiment infanterie (30 sep. 1881), Luitenant-Kolonel (in 1888), Kolonel in ruste (1894). Ridder in de Orde van de Eikenkroon 16 okt. 1869, Officier in de Orde van de Eikenkroon 12 okt. 1880, Ridder in de Orde van de Gouden Leeuw van Nassau 4e Klasse 20 aug. 1882. Gehuwd Groningen 9 juli 1863 met Johanna Wilhelmina van Hoogenhuize, geboren Den Haag 9 mei 1835, overleden Den Haag 13 jul. 1888, dochter van Daniel Philippus van Hoogenhuize (secretaris) en Geertruida Maria Schouten.

Zie verder Parenteel Straatman Utrecht - Den Haag op www.straatmannen.nl

Bronnen:
-C.P. Mulder en P.A. Christiaans, Onderscheidingen van de Koning-Groothertog. De Orde van de Eikenkroon 1841-1891. (Kanselarij der Nederlandse Orden, Den Haag 1999)
-C.P. Mulder en P.A. Christiaans, Een select gezelschap en een vergeten onderscheiding: Ridders in de Orde van de Gouden Leeuw van Nassau, in: Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie, jaargang 44 (Den Haag 1990)
-Genlias (www.genlias.nl)
-Centraal Bureau voor Genealogie, Collectie familieadvertenties tot 1970 (www.cbg.nl – Digitale studiezaal)
-Regerings-Almanak van Nederlandsch-Indië 1815-1942 (DVD, uitgave CBG)