donderdag 17 december 2009

Stekelige lijkdichten op Van der Straten

1681, Den Haag

Constantijn Huygens sr. (1596-1687) schreef op het overlijden van Doctor Willem Van der Straten (Stratenus) (1593-1681) een twintigtal van zijn befaamde lijkdichten, hetgeen in zijn oeuvre een opvallend hoog aantal is. Hoewel beide heren elkaar bij leven goed hadden gekend en zelfs (een tijd lang?) bevriend waren zet Huygens Van der Straten in zijn gedichten neer als een vrek en niet bepaald een sympathiek mens. Hij laat zelfs twijfel doorklinken over de werkzaamheid van de lucratieve medicijnen die Van der Straten tot op hoge leeftijd voorschreef en aan de man bracht. Uit de vele gedichten gewijd aan het overlijden van de ex-burgemeester, professor en lijfarts heb ik er enkele geselecteerd. Aardig is om te bedenken dat Huygens zelf ook al 85 (!) jaar oud was toen hij deze gedichten schreef.

GRAFSCHRIFT
Hier light Verstraten t’huijs, die arme rijcke Man,
Ey lacij, daer hy niet meer Gelds verdienen kan.
Dit lichaem had hy soo doorbalsemt met sijn’ Pillen,
Dat te bedencken staet of ’t wel sal rotten willen.
’K meen dat het droogen sal, gelyck het had begost,
Doen hij, schier Negentich, noch slaefden om den kost.
Sijn’ Erven laet hij maer wat Gouds tot haer verdoen, en
Een kael kort Manteltje, met een paer oude Schoenen.
Sy nemen ’t soo voor lief; ’tis ’t waerdighe Gewaed
Daer in hy ’t gulde slijck vergaerde langs de Straet.

Hoort, Erven; voelt hij noch in d’aerde wat mishagen,
’T is, dat hij onvernoeght in sijn’ te korte dagen,
Wat meer tyds had gewenscht om t’ uwer volle baet
Soo lang te ploegen, dat uw’ kaele Beurs in Staet
Van onverlegene gerusticheit gestelt waer,
En all datgh’ in sijn’ Cas soudt vinden, goed geel Geld waer;
Soo dat ghij nemmermeer den kommer uijt soudt staen,
Van ’teen aen ’t ander Brood, als Grootvaer heeft gedaen.
Maer dat’s mis. Gaet ghij niet, om sijn’ verwarde Boecken
Een Beneficitje van Inventaris soecken?
19 november 1681


 Constantijn Huygens sr., door J. Lievens

NOCH
Verstraten light hier in een’ dicke diere kist:
Wat sagh hij suer en scheel, Verstraeten, als hy ’twist.
eod.

NOCH (GRAFSCHRIFT)
Eens is Verstraten dood: O die hem by sijn leven
Twee drij Visitjens loon mooght schuldigh zijn gebleven:
Gaet haestigh en betaelt sijn arme kindskind af,
Soo gh’ hem sijn volle rust wilt gunnen in sijn Graf.
6 december 1681

NOCH
Met all’ sijn’ Haegsche winst heeft goede Vander Straten
Syn afgeslooft gebeent naer Uytrecht voeren laten:
Waer ’t moghelijck geweest, hoe geern’ had hij die Vracht
Op sijn’ ouw’ voeten noch gespaert, gelyck hij placht.
eod.

NOCH
De Doctor Vander Straten
Heeft eens de werld verlaten;
Staet te bedencken of dit droevighe gevall
Meer dooden geven, of meer levens berghen sal.
7 december 1681
Bron: www.let.leidenuniv.nl/Dutch/Huygens/index.htm

Geen opmerkingen: