zondag 3 januari 2010

Een van zijn geloof gevallen dominee en Multatuli

1870 april 26, Groningen / Mainz

Jan Willem Straatman (Den Haag 27 dec. 1825 - Rijswijk 4 dec. 1882) was de enige zoon uit het huwelijk van Heindrinus Fredrik Straatman en Clasina Koopmans die niet koos voor een militaire carrière.  Van zijn vier broers die de volwassen leeftijd bereikten en allemaal een militaire carrière volgden haalde alleen zijn jongste broer zijn pensioen. De andere drie overleden slechts 24 of 26 jaar oud in Indië. (Zie vorige stukje.) Het lijkt logisch te veronderstellen dat deze gebeurtenissen in Indië van invloed zijn geweest op de verdere ontwikkeling van Jan Willem Straatman.

Jan Willem werd predikant in plaats van militair. Hij studeerde theologie te Amsterdam en werd vervolgens doopsgezind predikant te Wormerveer (1849-1850) en Groningen (1850-1867). In Groningen kwam Straatman in de ban van het modernisme. Het modernisme was een typisch negentiende eeuws verschijnsel. Binnen het protestantse modernisme werden er pogingen ondernomen om het geloof zoveel mogelijk te ontdoen van bovennatuurlijke connotaties en in overeenstemming te brengen met nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen van die tijd, zodat alleen de christelijke essentie zou overblijven. De aanhangers van het modernisme waren vaak ook  betrokken bij nieuwe wetenschappelijke stromingen als het Malthusianisme en het Darwinisme. (In 1859 publiceerde Darwin On the origin of Species). Ze hielden er vaak progressieve ideeën op na op het gebied van onderwijs, belastingen en levensomstandigheden van het gewone volk.

Binnen de doopsgezinde gemeenschap, die van oudsher sterk egalitaire trekken kende, had het modernisme veel invloed bij met name de geestelijke voormannen. Sommige dominees namen voor die tijd zéér radicale standpunten in. Jan Willem Straatman schreef bijvoorbeeld in 1862 De realiteit van ’s Heeren opstanding uit de dooden en haare verdedigers. Een kritisch onderzoek kritisch onderzocht (Groningen 1862) waarin  hij betoogde dat de lichamelijk opstanding van Christus niet erg aannemelijk was.

Straatman had nog meer radicale ideeën.  Hij verwierp niet alleen de lichamelijke opstanding van Jezus, hij was ook tegen het vieren van de christelijke feestdagen. De achterban kon de radicale voorman echter niet volgen. Het kerkbezoek liep terug. In 1867 stelden Straatman en zijn directe collega Corver voor om de doop, de avondmaalviering en de christelijke feestdagen af te schaffen. Daaraan koppelden zij het ultimatum dat zij zouden aftreden als de voorstellen niet zouden worden aangenomen. De gemeente ging echter niet akkoord en de twee dominees legden hun ambt neer. Straatman’s afscheidspreek, getiteld Broeders, ik bid u, gij hebt mij geen onregt gedaan, werd uitgegeven.

Straatman ging vervolgens werken als journalist / redacteur voor de  Nieuwe Groninger Courant. Daarnaast schreef hij een aantal studies over het vroege christendom in de geest van de modernisten. In 1879 werd hij te Rijswijk lid van de gemeenteraad en in 1881 wethouder. Hij verbrak alle banden met de kerk en nam afstand van het geloof.
Zijn kompaan Corver raakte volledig aan lager wal en eindigde als clochard in Parijs.

In de periode dat Straatman redacteur was van de Nieuwe Groninger Courant kwam hij in contact met Multatuli.  Eduard Douwes Dekker, die verlegen zat om extra inkomen, verzocht Straatman 26 April 1870 per brief vanuit Mainz, om méér kopij te mogen leveren voor diens dagblad. In die brief opent Multatuli als volgt:

Zeer geachte Heer Straatman, 

Het spreekt vanzelf, dat ik U by renom-
mée ken. Dank - of wyt - hieraan
myn familiairen toon, en neem me
wat slordigheid in vorm niet al te
kwalyk. Ik meen 't goed…//…


Zie verder Parenteel Straatman Utrecht - Den Haag op www.straatmannen.nl

Bronnen:
-Website Doopsgezinde Historische Kring (http://www.dhkonline.nl/?p=145)
- http://www.dbnl.org/tekst/kort006isvo01_01/kort006isvo01_01_0032.htm (scroll naar pag. 99 voor brief Multatuli)
- Mirjam Buitenwerf-van der Molen, God van vooruitgang. De popularisering van het modern-theologische gedachtengoed in Nederland (1857-1880), Hilversum 2007.
- Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde,  J.G. Frederiks en F. Jos. van den Branden
- Biografisch lexicon voor de geschiedenis van het Nederlands protestantisme, deel 3 (1988), pag. 348-349

Geen opmerkingen: